Moeder is gevaarlijk, zegt Bureau Jeugdzorg
Antoinet (midden), vergezeld door dominee Jac van Veen (rechts) en Lia Harmans (links). © FOTO JÖRGEN CARIS
Het uit huis plaatsen van kinderen is voor ouders een traumatische ingreep. Trouw ontvangt geregeld e-mails van ouders die aandacht vragen voor hun leed. Ze hebben het gevoel machteloos te staan tegenover hulpverleners en instanties, die allemaal het beste met hún kind voor hebben.
Op een dag, ruim drie jaar geleden, stonden er twee ’kleerkasten’ voor haar deur. Met een overdonderende mededeling: ’Mevrouw, uw kinderen zijn uit huis geplaatst. Ze gaan rechtstreeks van school naar een pleeggezin’.
Voor de 38-jarige Antoinet, de mevrouw in kwestie, brak een periode van ontreddering aan die tot op heden duurt. Ze mist haar drie ’meiden’, die nu negen, twaalf en dertien jaar oud zijn. „Ze wonen vier kilometer hiervandaan, en ik kan er niet bij”, zo beschrijft ze haar tantaluskwelling.
Jaarlijks worden duizenden kinderen uit huis geplaatst, omdat ouders niet goed voor ze kunnen zorgen. De meesten verruilen het ouderlijk huis slechts tijdelijk voor pleeggezin of kindertehuis. Een kleine groep keert nooit meer naar de ouders terug. Het is de gezinsvoogdij of de Raad voor de Kinderbescherming die de kinderrechter toestemming vraagt om kinderen uit huis te halen.
De dochters van Antoinet dreigen in die laatste categorie te vallen. Schrijven over hun zaak is spitsroeden lopen, laveren tussen stapels rapporten van gedragsdeskundigen, psychiaters, gezinsvoogden, pleegzorgbegeleiders aan de ene kant. En aan de andere kant de heftige emoties: die van een alleenstaande moeder en haar dochters, die rouwen om het verlies van elkaar.
Antoinet begrijpt niet waarom haar dochters nu alweer ruim drie jaar elders naar bed gaan, opstaan, huiswerk maken, verjaardagen vieren, lachen, huilen. Ze kent het verhaal van Bureau Jeugdzorg Amsterdam natuurlijk wel; er ligt een dik dossier vol brieven en rapporten voor haar op tafel. Maar in het beeld dat daaruit opstijgt – van een moeder die haar kinderen geen veilig thuis kan bieden – herkent zij zich niet.
In het begin van dat dossier staat de term ’Pediatric Condition Falsification’ (PCF). Dat betekent letterlijk ’vervalsing van de conditie van het kind’. Bij de meisjes was ’een veelheid van onbegrepen medische klachten en letsels’ geconstateerd, waarmee Antoinet dokters lastig viel. Zo zou zij een van haar dochters vanwege een bloedneus naar het ziekenhuis hebben gebracht. Hetzelfde meisje duwde ze een tijdje voort in een rolstoel, terwijl er met haar benen niks mis zou zijn. Het been van een andere dochter werd ten onrechte ingegipst.
Een vertrouwensarts van het Meldpunt Kindermishandeling stelde PCF bij de kinderen vast, mogelijk als onderdeel van het Münchhausen by Proxy-syndroom bij de moeder. Dat laatste zou betekenen dat Antoinet de medische klachten van haar kinderen zou verzinnen, overdrijven of zelfs veroorzaken, om zo aandacht van artsen en hulpverleners te krijgen.
Maar die suggestie is onterecht, zegt Antoinet. Haar ene dochter had écht heel vaak bloedneuzen, en daarmee ging ze, ongerust als ze was, naar het ziekenhuis. Maar dan wel naar de huisartsenpost die daarin is gevestigd. Dat is toch niet zo gek?
Die rolstoel had zij gekregen van een arts, die ze geconsulteerd had omdat het meisje zei altijd moe te zijn en zere beentjes te hebben. Dat gips was ook niet háár idee. Dochter twee had zich verstapt, haar juf vond dat ze naar de dokter moest, de EHBO-arts noemde het een ’zweepslag’ en zette een gipsspalk. Dat was niet nodig geweest, constateerde een andere dokter, nadat de meisjes uit huis waren geplaatst. Maar wat kon Antoinet daaraan doen?
„Die rolstoel en dat beentje komen steeds weer terug”, zucht dominee Jac van Veen, die Antoinet ondersteunt in haar strijd met Bureau Jeugdzorg. Dat doet zij samen met Lia Harmans, een vrouw die Antoinet kent uit de kerk en die zich heeft opgeworpen als vertrouwenspersoon.
De twee vrouwen schetsen, in de woonkamer van Harmans, een andere Antoinet. Die is niet perfect, misschien wel ’overbezorgd’, ze sjouwt ook een ingewikkeld verleden met zich mee. Maar ze is bovenal, zegt het duo, een ’reuze lieve moeder’, zeker geen gevaarlijke vrouw. De diagnose PCF is volgens hen gebaseerd op een ’opeenstapeling van kleine ongelukjes en misverstanden’.
Later kwamen daar nog wel andere diagnoses bij. Zo zou Antoinet volgens een jeugdpsychiater, naast een ’sterke medische gerichtheid’, ook ’afhankelijke, ontwijkende en borderline kenmerken’ hebben. Maar dominee Van Veen is daarvan niet erg onder de indruk. „Als je iemand onder de loep legt, dan vind je altijd wel een stoornis.”
Voor Bureau Jeugdzorg is het plaatje inmiddels helder: de meisjes worden bij moeder in hun ontwikkeling bedreigd en zijn voorgoed beter af in pleeggezinnen. De gezinsvoogd heeft de rechter onlangs verzocht om de bestaande, zeer strenge bezoekregeling – Antoinet mag haar dochters eens in de drie weken zien, in aanwezigheid van een pleegzorgbegeleider – te beperken tot eens per zes weken.
Dit alles drijft Antoinet en haar twee medestanders tot wanhoop. „Moeder is gevaarlijk, verdacht, daar komt het steeds op neer”, zegt vertrouwenspersoon Harmans. Bureau Jeugdzorg heeft last van een ’tunnelvisie’, vindt dominee Van Veen. „Dit is een moderne vorm van heksenjacht.” Zelf heeft Antoinet het gevoel dat ze niks goed kan doen. „Ik heb een label, daar kom ik nooit meer vanaf. Ik krijg geen tweede kans.”
De moeder lijdt, ze smacht naar haar dochters, die samen ’net K3 zijn, echt enig, zulke leuke, mooie meiden’. Ze gelooft niet dat de uithuisplaatsing haar kinderen goed heeft gedaan. Voor de oudste wordt momenteel met spoed een ’neutrale opvangvoorziening’ gezocht, omdat de situatie in het pleeggezin niet langer houdbaar is. De jongste is al eerder van datzelfde pleeggezin naar een behandelinstelling verhuisd.
Alle drie laten ze merken dat ze hun moeder vreselijk missen. De oudste moest laatst een spreekbeurt houden op school, vertelt Antoinet. „Die zou over Robbie Williams gaan, maar toen zei ze, voor een volle klas: ik ga het alleen maar over mijn moeder hebben.” En de jongste deed een wens bij McDonald’s: ’Dat ik weer bij jou mag wonen’. Er biggelen tranen over Antoinets wangen.
Een groeiend leger van professionals buigt zich nu over de zaak. De kinderrechter heeft, alvorens te beslissen over een verdere inperking van de bezoekregeling, een bijzonder curator aangesteld. Die moet onderzoeken wat nu echt in het belang van de kinderen is.
Op die curator vestigen Antoinet, dominee Van Veen en Harmans voorlopig hun hoop. Zelf hebben ze het gevoel alles al te hebben geprobeerd om Bureau Jeugdzorg tot een ander inzicht te brengen. Ze voerden gesprekken, stuurden brieven en mails naar de gezinsvoogd, namen een advocaat, legden hun verhaal zelfs in een persoonlijk gesprek voor aan André Rouvoet, de toenmalige minister van jeugd en gezin. Maar niks hielp. „Het is trekken aan een dood paard”, zegt dominee Van Veen. „Bureau Jeugdzorg is een machtsblok, daar kom je niet doorheen.”
Dat het bureau een onafhankelijke klachtencommissie heeft was ons niet bekend, zegt vertrouwenspersoon Harmans. Antoinet wil graag met haar verhaal in de krant: „Om te laten zien dat ik er alles aan heb gedaan heb mijn dochters terug te krijgen.”
Omwille van de privacy van de kinderen is, op verzoek van Bureau Jeugdzorg, Antoinets achternaam weggelaten.
© Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.
Trouw heeft Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam gevraagd om te reageren op het verhaal van Antoinet:
„Het artikel geeft een te rooskleurig beeld van de situatie. Hier is tijdig en actief ingegrepen, door de kinderen uit een voor hen destructieve omgeving weg te halen. In realiteit zijn er zéér veel zorgmeldingen van verschillende ziekenhuizen, scholen en het consultatiebureau. Voorafgaand aan de uithuisplaatsing is geprobeerd met intensieve jeugdzorg de situatie van de kinderen te verbeteren. Moeder koos er veelvuldig voor om niet mee te werken.
Ongeveer tien procent van de cliënten van het Bureau Jeugdzorg wordt tijdelijk uit huis geplaatst. Voor een klein deel hiervan wordt dit verblijf langdurig.
Uithuisplaatsing is ingrijpend, voor ouders en kinderen. De gerechtelijke procedures zijn inderdaad uitgebreid, met veel onderzoek en rechtszittingen. Natúúrlijk willen de kinderen dat alles goed komt, zijn ze loyaal naar hun ouders, maar dat betekent niet dat er met moeder niets aan de hand is.
Moeder heeft geen hoger beroep ingesteld, een klacht ingediend of de Ombudsman ingeschakeld, maar vertelt haar verhaal in de krant. Hiermee is het belang en de stabiliteit van de kinderen in hun nieuwe omgeving niet gediend. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt wat ons betreft bij zowel moeder als de redactie.”
Münchhausen by proxy
Het syndroom van Münchhausen is een psychiatrische aandoening die ook wel ’nagebootste stoornis’ wordt genoemd. Mensen met dit ziektebeeld fingeren medische klachten, om zorg en aandacht te krijgen van artsen.
Een variant op dit syndroom is Münchhausen by proxy: de dader – meestal een vrouw – zegt dat anderen – meestal haar kinderen – ziek zijn. De moeder verzint of overdrijft hun klachten, of brengt haar kroost doelbewust schade toe. Zo kan zij gloriëren in haar rol van zelfopofferende verpleegster, zo luidt de theorie. Het syndroom geldt als ernstige vorm van kindermishandeling. Schrijfster Saskia Noort liet zich erdoor inspireren voor haar debuutthriller ’Terug naar de kust’.
Münchhausen by proxy werd in 1977 voor het eerst in de wetenschappelijke literatuur beschreven. Het is zeer zeldzaam en als ziektebeeld niet onomstreden. Artsen vinden de symptomen vaak moeilijk te herkennen. Er is nog niet veel wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van het syndroom.
Week van de jeugdzorg
Een Kindertelefoonbus in Overijssel, een informatiekraam over pleegzorg op de Pepernotenmarkt in Brielle. Jeugdzorginstellingen vragen op verschillende manieren aandacht in de ’Week van de jeugdzorg’, die nog tot en met dit weekeinde duurt.
Sinds 2005 is de vraag naar jeugdzorg met 38 procent gestegen. Daar zijn verschillende verklaringen voor: ouders vragen steeds sneller om specialistische hulp voor hun kind.
Daarnaast is er het ’Savanna-effect’, genoemd naar de peuter die in 2004 overleed als gevolg van mishandeling door haar moeder en stiefvader. ’Jeugdzorg’ zou in deze zaak tekort hebben geschoten. Sindsdien roept de samenleving luider om een jeugdzorgbeleid dat risico’s zoveel mogelijk uitsluit.
Er is vrijwillige en gedwongen jeugdzorg. In 2009 werden ruim 51.014 gedwongen jeugdzorgmaatregelen opgelegd, en 23.139 jeugdreclasseringsmaatregelen.